Tot aan de holocaust was dit een onschuldig meezingliedje bij verjaardagen of bruiloften. Het liedje gaat over een wat simpele echtgenote, die al op maandag begint om haar Sjabatbrood klaar te maken en op vrijdag er achter komt, dat ze het brood vanaf maandag in de oven heeft laten staan. De kampnazi's kenden dit lied blijkbaar ook. 
 
"De Praagse violist Ota Sattler, die in 1944 uit Theresienstadt (Terezín) naar Auschwitz was gedeporteerd, werd gedwongen om Hot a Jid a Weibele ('Als een Jood een Vrouw had') te spelen, terwijl zijn vrouw en drie zoons hem in een lange rij passeerden op weg naar de gaskamer. Dat was ook een van de taken van het kamporkest, paniek bij de zojuist aangekomenen te voorkomen en vooral niet de indruk te wekken dat het met hun bestaan binnen enkele ogenblikken in de gaskamers gedaan zou zijn".
(Bron: Muziek achter prikkeldraad - deel I Wikipedia). - VR